17 dec 2024
Cultuur- en erfgoedpubliek
Het is een frisse herfstdag wanneer COMEET Guy Erbo (69) ontmoet in Eeklo. Vergezeld van heel wat foto’s, bewijzen en herinneringen van zijn gezin tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Bevrijding.
Guy, de jongste van het gezin, neemt COMEET mee naar de oorlogsjaren, waarin zijn vader als rijkswachter werkte en het gezin Erbo door een speling van het lot verhuisde van het zonnige Knokke naar het fabriekendistrict Terdonk, ten zuiden van Zelzate in Evergem & Gent.
Gezin Erbo was een gezin van vijf: moeder Joséphine Devalck (1910) was huisvrouw, vader Maurice Erbo (1903) rijkswachter. Guy had twee zussen: Cecile Erbo (1931) en Lucienne Erbo (1934). Guy (1955) was de jongste van het gezin en maakte de bevrijdingsgebeurtenis niet zelf mee, maar deed onderzoek naar het verhaal van zijn gezin van 1941 tot 1948. De periode waarin het gezin woontachtig was op de Langerbruggekaai 37 in Terdonk, Doornzele.
Op de foto zie je gezin Erbo – Devalck op 8 mei 1943. Joséphine Devalck (uiterst links), Maurice Erbo (vader), Lucienne Erbo en Cecile Erbo (uiterst rechts). Guy Erbo (1955) was op dat moment nog niet geboren.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog en de periode kort daarna bevond de familie Erbo, net als zovelen in het Meetjesland, zich te midden van het tumult en de ontberingen die deze roerige tijd kenmerkten. Guy Erbo deelt herinneringen over die indrukwekkende periode – een verhaal van overleven, samenhorigheid en een onverwachte, diepe verbondenheid met de mensen van Terdonk.
In 1941, verhuisde de familie Erbo van de Rijkswacht in het zonnige Knokke naar de rijkswachtbrigade Gent, post VII, ook wel ‘brigade Terdonk’ in de volksmond genoemd, vertelt Guy. Het is een tijd waarin de oorlog niet alleen aan de frontlinies wordt uitgevochten, maar ook in het dagelijkse leven van gewone mensen zijn stempel drukt. Met vader Maurice in de Rijkswacht en lid van het Geheim Leger, wordt hun verhaal verweven met dat van het verzet, de gemeenschap van Doornzele en de lange schaduw van een strijd die alles verandert. We duiken in het levensverhaal van de familie Erbo tijdens de Tweede Wereldoorlog in Doornzele.
Het huis waar het gezin Erbo ging wonen in 1941, stond tussen fabrieken, die vaak het doelwit waren van bombardementen. Het was een huizenrij met logementen voor rijkswachters, gekoppeld aan het rijkswachtbureel zelf. De rusteloze nachten werden gevuld met angstige momenten, gemitrailleer van vliegtuigen, en angstaanjagende geluiden van bommen die neerkwamen. “De Rijkswachtbrigade lag aan de Langerbruggekaai 37, tussen Gent en Terneuzen, langs de kanaalzone. Zij leefden vooral met de mensen van Doornzele.”
Het leven aan de Langerbruggekaai was allesbehalve eenvoudig. Het gezin werd dagelijks geconfronteerd met de gruwelen van de oorlog. “De weg naast het huis leidde naar het executieoord in Rieme. ’s Ochtends vroeg hoorden ze de camions die vanuit Gent kwamen. Als ze naar Rieme reden, wisten ze dat er mensen geëxecuteerd zouden worden. Mijn moeder huilde vaak wanneer ze het geluid van die vrachtwagens hoorde.” Vanuit het kelderraampje van een houthandelaar genaamd Petrus West, bijnaam Pier, kon men zelfs de executiepalen van het executieoord zien.
Deze foto is genomen in 1942, op de koer van de Rijkswacht, rigade Gent, post VII Terdonk, Langerbruggekaai. Je ziet een in beslag genomen kar waarmee gesmokkeld is geweest.
Uiterst rechts: Joséphine Devalck (moeder Guy Erbo). Uiterst links: Buysse. Kinderen: Durang, Buysse en Van Waes. Uiterst rechts kinderen: Cecile Erbo (dichts bij paardenhoofd). Jongeren vooraan op paard: Durang Armand. Uiterst links kinderen: Lucienne Erbo met kindje op haar schoot.
Een paar maanden na de aankomst van het gezin Erbo in 1941 werd vader Maurice aangesproken om zich bij het Geheim Leger aan te sluiten door Frans Slock, pelotonoverste van het Geheim Leger van de verzetszone III Gent (schuiloord Eider). Die banden bleken cruciaal toen de rijkswachtbrigade in het geheim deel ging uitmaken van het Geheim Leger. De brigade leende soms hun pistolen en geweren uit aan de verzetsstrijders voor het uitvoeren van welbepaalde acties. “Ze hadden nauwelijks middelen, dus elke hulp was welkom. Mijn vader gaf soms zijn pistool of geweer mee aan de weerstanders,” vertelt Guy. “Ze hadden wapens tekort, en mijn vader wist wat goed en fout was in die tijd, ooit werden ook gevonden handgranaten afgegeven.”
De brigade bestond uit vijf rijkswachters, onder leiding van brigadecommandant Arthur Durang, bijgenaamd ‘Bollebuis’ vanwege zijn kleine en stevige gestalte. Maurice Erbo was de tweede in bevel. De andere manschappen waren Achilles Goovaerts, Albert Buysse en Médard Van Waes. Ondanks de moeilijke omstandigheden groeiden er sterke banden tussen de rijkswachters en de lokale bevolking. “De mensen zagen ons gezin graag. Mijn vader en zijn collega’s knepen soms een oogje dicht voor smokkel of kleine diefstallen van de bezetter. Het ging om overleven.”
Dienstkaart Erbo Maurice van Geheim leger
Wachtmeester 1ste klas Maurice Erbo aan het Kanaal Gent-Terneuzen in juli 1947, Langerbruggekaai. Het kanaal was toen maar de helft zo breed als het nu is.
Dit verzet zou de kern worden van een gedurfd netwerk dat zich uitstrekte van Gent tot aan de Nederlandse grens, met illegale radio-uitzendingen en geheime signalen van Londen als begeleiding voor gewapende acties en essentiële informatie over troepenbewegingen.
“Hoewel de angst groot was, groeide er geleidelijk een verbondenheid met de mensen van Doornzele en de omliggende gemeenschap Terdonk, Sint-Kruis-Winkel Mendonk. Het was een tijd waarin regels werden verbogen om te overleven, waarin rijkswachters zoals mijn vader oogluikend toekeken als wanhopige mensen kolen of voedsel van de bezetter stalen.”
Tijdens de bezetting vond er op de Noordzee een wonderbaarlijke haringvangst plaats, die de bevolking van voedsel voorzag. Vader en zijn collega’s fietsten naar Bierstal (Lievegem), waar een visverwerkingsbedrijf gevestigd was, om daar haring op te halen.
“Mijn vader werd enorm gewaardeerd door de mensen. Dat gebeurde overal in die tijd. Mensen hadden honger, en voor een handvol kolen of een paar aardappelen keek men een andere kant op. De pers wees zelfs met de vinger naar de brigade omdat ze het toelieten, maar het was gewoon de harde realiteit.”
Artikel van Het Laatste Nieuws in eind 1943/begin1944 waarbij collaborerende pers wijst naar Rijkswacht van Terdonk omdat ze toelaten om kolen te stelen. Ze hadden het bij het rechte eind, dat was voor de bevolking toen, want de bevolking had koud.
Noodhospitaal
Een bijzonder verhaal is dat van een noodhospitaal, geïmproviseerd in de kelder van een winkel aan de Langerbruggekaai. Deze kelder, aangeboden door Arseen en Lisa Van De Saffele, diende als plek waar gewonde verzetsstrijders en gewonde geallieerden (bemanningsleden van neergeschoten geallieerde vliegtuigen) medische hulp kregen. Dokter Gerard D’Havé, afkomstig uit Evergem – Doornzele Dries, verleende daar de broodnodige zorg. “Het was geen echt hospitaal. Een tafel met een doek erover, een naald en wat verdoving, materiaal om kogels uit te halen en om wonden te verzorgen – dat was alles.” beschrijft Guy. “Maar het gaf mensen hoop.” Zo riskeerden lokale bewoners, zoals Arseen en Lisa Van De Saffele hun leven.
Zingen in alcoholtanken
De brigade speelde een sleutelrol in verzetsacties. Zo moesten bijvoorbeeld bemanningsleden van de neergestorte bombardementsvliegtuigen terugkeren richting Engeland. Elke keer als er bemanningsleden van zo’n vliegtuig via de Rijkswacht van Terdonk kwamen, staken ze hen met medeweten van het personeel van Bruggeman stiekem in lege alcoholtanks (cilindervormig transportmiddel per spoor) van België naar Komen, een grensstation van de spoorweg, tegenaan Frankrijk. Van daaruit gingen ze naar Frankrijk verder richting Spanje. Jérome Erbo, broer van Maurice, was stationschef voor goederen in Komen. Ook konden er stiekem gegevens uitgewisseld worden. “Op een dag vroeg mijn nonkel Jérome aan mijn vader om dat niet meer te doen via de cilinders. De bemanningsleden werden zat van de alcoholdamp en begonnen soms luid liederen te zingen, dat was vast grappig, maar kon gevaarlijk zijn voor iedereen die ermee te maken had. Het risico was te hoog, dus ze zijn ermee gestopt. De repatriëring ging verder via personentreinvervoer via een gewone treinlijn. Maar zo’n netwerk van familie en vrienden was wel velen hun redding tijdens de oorlog.” vertelt Guy.
Op 17 september 1944 trok de oorlogsgolf door de kanaalzone. De eerste geallieerden die de familie zag, waren Poolse verkenners die langs het kanaal kwamen vanuit de richting Gent. Volgens het dagboek van Guy’s zus trokken zij zich terug, maar niet lang daarna volgden de Canadezen. “Ze dachten: eindelijk, we zijn bevrijd!” glimlacht Guy. “Er was een groot feest. De Canadezen kwamen later en brachten chocola en sigaretten mee. Ze leefden even in een droom. Maar de vreugde was van korte duur,” vertelde Guy. Daarop volgde de verdere Bevrijding van de Scheldemonding waardoor colonne vrachtwagens met gewonde en dode soldaten later voorbijreden. Het herinnerde hen eraan hoe zwaar de oorlog nog steeds woedde. “Het bloed liep gewoon van de camions op de kasseien, mijn moeder stond te huilen met emmers water in haar handen, terwijl ze probeerde het bloed van de weg te spoelen.” (fragment uit dagboek zus Erbo).
Ook tijdens Operatie Market Garden, een belangrijke geallieerde luchtoperatie in Nederland op 17 september 1944, vlogen vliegtuigen dagenlang over. “Mijn zus Lucienne dacht als kind dat het vogels waren die bommen als eieren legden. Ze bleef daar tot haar dood bang van overvliegende vogels” vertelt Guy.
Foto op moment van de Bevrijding: tweede helft van september 1944, Doornzele Dries. Links: Rijkswachter Achilles Goovaerts in uniform. Rechts: Kamiel Ongenae (lid van Geheim Leger) met mitraillette en rode armband met in het wit erop ‘Gie’ (van Gendarmerie). Hij was hulpsrijkswachter.
Kort na D-day, begin juni 1944, verdween vader Maurice voor een paar weken. “Mijn vader was ondergedoken bij de landbouwersfamilies Rogiers en Dellaert, vermoedelijk in ’t Zandeken, omdat het te gevaarlijk werd voor hem. Tussen 3 september 1944 tot 17 september 1944 verbleef hij bij landbouwer Renée De Vos in Kluizen. Mijn moeder bleef samen met mijn zussen achter zonder nieuws.”
Guy’s moeder verbleef zelfs tijdelijk in een bunker die ze deelden met koeien. Helaas liep de jongste zus daar tuberculose op, iets wat hen nog jarenlang zou blijven achtervolgen.
Na de oorlog keerde het gezin terug naar hun huis, dat zwaar beschadigd was. “De gevel was weg, er lag een onontplofte obus. Hun kleren zaten vol schrapnelgaten.” Toch ging het leven door. “Als vader in 1948 op pensioen ging van de rijkswacht, openden mijn ouders een winkel. Alles wat ze verdienden ging echter naar de medische kosten van mijn zus. Er was toen geen sociale zekerheid voor zelfstandigen, het ging terug naar af. Mijn zus bracht jaren in het ziekenhuis en in sanatoria door vanwege haar tuberculose. Alles wat mijn ouders verdienden in hun winkel na de oorlog, ging naar haar herstel.“
Kort na de Bevrijding, in oktober 1944, voerde de Belgische staat Operatie Gutt in: een economische maatregel om collaborateurs financieel te treffen door bankbiljetten van boven de 50 frank ongeldig te verklaren. Enkel bankbriefjes van 20 en 50 Belgische frank werden ingewisseld tegen nieuw geld.
Operatie Gutt moest geheim blijven, dus in ieder postkantoor lag een verzegelde brief dat pas op 9 oktober 1944 mocht opengaan door de postoverste én in aanwezigheid van de champetter of rijkswachter. Die verzegelde brief kwam voor 9 oktober toe en dat intrigeerde de postmeesteres op Doornzele. Guy vertelt hoe de postmeesteres van Doornzele de brief toch vroeger opende en het nieuws aan de bevolking doorgaf, zodat ze zich konden voorbereiden. “Het gerucht verspreidde zich snel. Veel kleine mensen (werkmensen) wisten hun geld te redden, maar de nog armere bevolking bleef achter met niets.” Het was een periode van chaos en wantrouwen, waarin mensen probeerden hun spaargeld veilig te stellen en geld op grote schaal inwisselden via kloosters, die vrijgesteld waren van deze regels.
In de moeilijke naoorlogse jaren bleven de herinneringen aan verzet, verlies en gemeenschapsbanden bestaan. Maurice bleef regelmatig terugkeren naar Doornzele, waar hij en zijn gezin voor altijd verbonden waren met de mensen die er in dezelfde donkere tijd hadden geleefd. De oorlog bracht hun familie naar de rand van wat ze konden verdragen, maar liet ook een blijvende band achter met de gemeenschap van Doornzele. “Mijn vader zei altijd: ‘De oorlog laat diepe sporen na, maar het is de liefde van de mensen die ons erdoor getrokken heeft.’ En dat geloof ik nog steeds” besluit Guy in Eeklo, donderdag 17 oktober 2024.
September 2024 werkte COMEET, Erfgoedcel Meetjesland samen met de regio aan het project 80 jaar Bevrijding. Na een oproep werden heel wat verhalen, evenementen en beelden van het einde van de Tweede Wereldoorlog in het Meetjesland verzameld, net zoals dat van Guy Erbo.
Heb je zelf een verhaal? Of ben je zelf bezig met een project rond cultuur of erfgoed in het Meetjesland? Weet dat COMEET, Erfgoedcel Meetjesland, graag ondersteunt of kan helpen waar nodig.
Woonzorgcentrum bevat schat aan kennis en informatie
Femke Vermeire van WZC De Linde in Waarschoot
Cultuur- en erfgoedpubliek
Erfgoedvrijwilligers
Wil je graag op de hoogte blijven?